Hier vindt u de liedlijst en de teksten van de liedjes van ‘Wij Nederlanders’.
In deze volgorde vindt u ze ook op de CD ‘Wij Nederlanders – Live’.
Klik hier om de cd te bestellen.
(Klik op de titels voor de liedteksten; klik op ‘fragment’ om een deel van het lied te horen)
Ouverture (piano: Bert Louissen)
Wij Nederlanders (Dick Cohen, Daphne Groot, Rick Sessink)
Op vleugels (Dick Cohen, Daphne Groot, Rick Sessink)
Andere culturen – (Daphne Groot) fragment
Jan, Piet en Klaas – (Dick Cohen)
Het volk wil brood en spelen (Dick Cohen, Daphne Groot, Rick Sessink)
Terwijl je kernwapens accepteert – (Rick Sessink) fragment
Liedje voor de hopelozen – (Dick Cohen) fragment
Naar, dom jongetje – (Rick Sessink)
De enkeling (Dick Cohen)
Oom Jan (Daphne Groot)
Relativeren – (Dick Cohen, Daphne Groot, Rick Sessink)
De vogels – (Dick Cohen, Daphne Groot, Rick Sessink) fragment
De wereld waar ik van droom – (Rick Sessink)
Geachte priesters – (Daphne Groot, met Dick en Rick)
Romeo en Julio – (Dick Cohen, Rick Sessink)
Het feest dat nooit gevierd werd – Daphne Groot
Goedemorgen – (Dick Cohen, Daphne Groot, Rick Sessink) fragment
Als je overmorgen oud bent – (Daphne Groot)
Seizoenen – (Dick Cohen, Daphne Groot)
Ze weten niet wat ze doen – (Dick Cohen)
Koning Onbenul – (Dick Cohen, Daphne Groot, Rick Sessink)
Ik zou weleens willen weten – (Dick Cohen, Daphne Groot, Rick Sessink) slot a capella
Liedteksten
WIJ NEDERLANDERS
Wij Nederlanders zijn steengoed in het heien van palen
In het leren van talen, in het leggen van dijken
Wij willen alles coûte que coûte eerst terdege bepraten
Daarna nog eens bepraten, daarna nog eens bekijken –
Ons landje is beslist maar klein van lengte en van breedte
Maar datteme toffe jongens zijn dat willen we weten!
Wij Nederlanders zijn heel knap in het bouwen van bruggen
In het ziften van muggen, in het maken van regels
Wij doen hier braaf aan burgerschap in ons democratietje
Maar de kiezer voorziet je van een Kamer vol vlegels – 1)
Ons volk is haast op elk terrein versplinterd en gespleten
Maar datteme toffe jongens zijn dat willen we weten!
1) De cursieve tekst is van Cees van der Pluijm. Oorspronkelijke tekst:
De vrouwen boenen vaak de trap en ze kunnen goed koken
En de mannen verroken voor een heleboel pegels –
Wij Nederlanders zijn gesteld op ons heilige huisje
Op ons veilige thuisje, op ons boompje en beestje
Wij koesteren ons woekergeld al verdween ook de gulden
En verschenen de schulden, als de kater na ’t feestje – 2)
En toch ben ik fantastisch blij hier in te zijn gezeten
Want datteme toffe jongens zijn dat willen we weten!
2) Cursieve tekst is van Cees van der Pluijm. Oorspronkelijke tekst:
(…op ons veilige thuisje) op ons dooie gemakje
Wij dragen liefst voor weinig geld een kostuum zonder kreukje
Ook al doen we ons peukje weleens nevens het bakje –
OP VLEUGELS
Als je morgen mocht ontwaken met twee vleugels aan den lijve
Tracht dan uiterst kalm te blijven zonder in paniek te raken
Laat je niet bevooroordelen, noch door theorieën strikken
Tracht je twijfels weg te slikken, ook al zijn het er nog zo vele
Laat je evenmin bedriegen door weet-ik-wat voor adviezen
Heus je zou het geloof verliezen en de lust om nog te vliegen
Zonder dralen kloek besluiten: zet je schrap en span de spieren
Om het vrijheidsfeest te vieren samen met de vogels buiten
Spreid de beide vleugels open, zweef zo ver je maar kunt zweven
Want het wonder duurt maar even: eer je het weet, is het afgelopen
Binnen hooguit twee, drie dagen moet je verder zonder vleugels
Maar misschien zijn bit en teugels dan wat makkelijker te dragen
terug naar liedlijst
ANDERE CULTUREN
We hebben nauwelijks idee van hoe ze leven
We weten niets van hun gevoelens en gedachten
Door welke wind ze juist naar hiertoe zijn gedreven –
Wat zijn hun wensen en wat kunnen ze voor heil verwachten
In onze toch al overvolle harington
Waar blijkbaar alles schijnt, behalve dan de zon?
We kennen hoegenaamd geen zier van hun verleden
Wat ons in feite hoegenaamd geen zier kan schelen
Ze functioneren in lawaaierige steden
Als vaste voedingsbron voor onze vaste vooroordelen
Ze leven naamloos als de mussen van de straat
Het is de wind die nog het meeste met hen praat
We weten niets van wat ze hopen en begeren
We zijn niet opgevoed met andere culturen
Waarbij nog komt dat we ons amper interesseren
Voor het gewone wel en wee van de gewone buren
Ik houd de ramen en de deuren veilig dicht
En droom van welvaart met een menselijk gezicht
terug naar liedlijst
JAN, PIET EN KLAAS
Wees wat voorzichtig met het hart van Jan
Dat zich in zoveel bochten heeft te wringen
Bang als het is dat men het zal verdringen
En dat zich zo vaak stoort aan zoveel dingen
Dat het een kreet van pijn soms niet bedwingen kan
Wees ook voorzichtig met het hart van Piet
Dat binnen veertig jaar totaal verdorde
En tot een klopmachine is verworden
Met de efficiency van richtingborden
Dat nog alleen maar regel, wet en orde ziet
En wees voorzichtig met het hart van Klaas
Dat achter dikke tralies zit gevangen
Van bijbelteksten, psalmen en gezangen
En dat niet eens naar liefde durft verlangen
Maar in de vreze Gods leeft als een bange haas
Voorzichtig aan met ieder hart dat klopt
Wees af en toe een beetje moedinspreker
Of laat eens drinken uit je eigen beker
Alsof je dokter was en apotheker
Beseffend dat ook jouw hart eenmaal zeker stopt
terug naar liedlijst
HET VOLK WIL BROOD EN SPELEN
Het volk wil geen gerechtigheid
Geen goeiigheid of slechtigheid
Geen vrede en geen anarchie
Geen vorm en geen asymmetrie
Geen vrijheid en geen dictatuur
Het volk wil niet goedkoop of duur
Het wil het halve noch het hele:
Het volk wil brood en spelen
Het volk wil geen barmhartigheid
Geen moed en geen lafhartigheid
Het wil niet kort en bondig zijn
Maar ook niet al te grondig zijn
Het acht de goede tijden niet
Het volk verdraagt het lijden niet
Het wil niet heersen noch verdelen:
Het volk wil brood en spelen
Het volk verlangt niet wijs te zijn
Niet wit of zwart of grijs te zijn
Het werkt, omdat het werken moet
Het kerkt, omdat het kerken moet
Het eet en drinkt en existeert
En wie er al dan niet regeert
Dat kan het volk niet zo veel schelen:
Het volk wil brood en spelen
Het volk wil niet ter linkerzij
Maar evenmin ter rechterzij
En legt men zijn geweten bloot
Dan slaat het zijn profeten dood
En ik die hier dit lied vertolk
Verklaar mij één met gans het volk
Ik ben au fond dus even laakbaar
En mede daarom ga ’k maar
terug naar liedlijst
TERWIJL JE KERNWAPENS ACCEPTEERT
Ik word onpasselijk in hoge mate en felle kwaadheid stijgt me naar de strot
Als ik nog hoor hoe jullie durven praten over de goedheid van de here God
Hoe jullie spelen met de hoge waarden van het gebed dat Jezus heeft geleerd
Uw wil geschiede over heel de aarde
Terwijl je kernwapens accepteert
Terwijl je kernwapens accepteert
Wie even doordenkt kan geen cent meer geven voor jullie streven naar gerechtigheid
Bescherming van het ongeboren leven en van de menselijke waardigheid
En voortaan lach ik om de kwasi wijding waarmee je zegt te zijn geïnspireerd
Door het evangelie – dat is blijde tijding
Terwijl je kernwapens accepteert
Terwijl je kernwapens accepteert
Precies hetzelfde voor die andere groepen die zich ten overstaan van iedereen
Van dag tot dag en uur tot uur beroepen op hoge waarden in het algemeen
Ieder principe, elke norm zal wijken als het maar werkgelegenheid creëert
Hoe kan je eerlijk naar je kinderen kijken
Terwijl je kernwapens accepteert
Terwijl je kernwapens accepteert
terug naar liedlijst
LIEDJE VOOR DE HOPELOZEN
Ik zing een liedje voor de hopelozen
Die levenslang nog nooit werden verstaan
Misschien omdat zij andere wegen kozen
Die wij met goed fatsoen niet durfden gaan;
Wij leven immers langs een vaste baan
Bezaaid met dogma’s en met zekerheden
Waarmee wij zijn vertrouwd van kindsaf aan
Die stammen uit een schoon en ver verleden
Misschien hebben zij vroeger ook gebeden
Misschien met zo veel meer geloof dan zij
Die het alleen op vaste uren deden
Als ging het om een alledaags karwei;
Zij wilden niet meer verder in de rij
Der vromen die, hoewel zij God belijden
Elkaar in Zijn naam dagelijks bestrijden
Ten bate van hun kerk of hun partij
Was steeds het koren van het kaf gescheiden
De mens die dorstte naar gerechtigheid
Had niet steeds dieper hoeven af te glijden
Tot in het nihilisme van zijn tijd;
Nu is hij al zijn hoop en houvast kwijt
En zoekt vergeefs naar ongeschonden rozen
En strijdt vergeefs zijn hopeloze strijd –
Ik zing een liedje voor de hopelozen
terug naar liedlijst
NAAR, DOM JONGETJE
Hij is een heel naar, dom jongetje
Dat op de school niks presteert
Maar met zijn scherp, vlijmscherp tongetje
Zijn kleine wereld regeert
Zijn lieve ouders en zijn verwanten tiranniseert hij dag-in dag-uit
Hij wil de baas zijn aan alle kanten…
En gaat het niet naar zijn zinnetje
Dan is het huisje te klein
Dan wordt hij kwaad als een spinnetje
En je weet zelf hoe zo’n spin dan kan zijn
Zegt pa dat hij moet gaan zitten, gaat hij staan of lopen
Zegt ma: ‘Jongen, sluit de deuren’, zet hij alles open
En zo gaat het lekker iedere dag
Hij laat wat hij doen moet en doet alleen wat niet mag
De meester op school heeft hem al een paar maal gezegd:
‘Jij komt, als je zo doorgaat, nog eens lelijk terecht’
Ja-ja!
Het is een heel lelijk brilletje
Waar hij de wereld door ziet
Hij denkt dat enkel zijn willetje
Hoeft te regeren, meer niet
Hij is de schrik van zijn kleine broertje, hij is de plaag van
zijn grote zus
En je moet oppassen of hij vloert je…
In het gebruik van zijn tongetje
Is hij bepaald wel een ster
Hij is een heel naar, dom jongetje
Maar hij kan praten, dus brengt hij het heel ver
terug naar liedlijst
DE ENKELING
De enkeling stond op tegen wel honderdduizend dingen
Hij wou niet met de massamensen mee in het gareel
Hij wenste in het slavenkoor een vrije stem te zingen
Maar voordat hij het wist, had hij een schorgeschreeuwde keel
Toen hij niet meer kon zingen, stond hij op om te gaan spreken
Tot allen die hij altijd als zijn vrienden had beschouwd
Die zeiden: ‘Wat hij zegt, is nog niet eens zo gek bekeken
Maar toch voor onze oren wel een tikkeltje te boud’
Toen hij niet meer kon spreken, stond hij op om te gaan schrijven
Hij kraste het op de muren van ons meerderheidspaleis
Opdat wij ons de slaap uit onze ogen zouden wrijven
Toen sprak er een uit aller naam: ‘Veeg uit, dit is te grijs’
De enkeling staat op, omdat hij zelf zijn weg wil kiezen
Hij vecht tegen het monster van de middelmatigheid
Hij zal zo lang hij leeft bij voorbaat elk gevecht verliezen
En als hij eindelijk opgeeft, zegt men: ‘Zo, die zijn we kwijt’
terug naar liedlijst
OOM JAN
Hij had toen hij trouwde een kaart gestuurd
Aan familie en vrienden en heel de buurt:
Aan oom Marcelien in Ameide
En aan tante Cato in Terheijden
Aan neefjes en nichtjes uit Hoogezand
Vanwege de hechte familieband;
Alleen oom Jan uit Megen heeft nooit een kaart gekregen
En weet u hoe zoiets bestaat?
Op oom Jan is de hele familie al jaren kwaad
Ze kregen een jongen van ruim zes pond
En alweer stuurden ze overal kaarten rond:
Een kaart naar Jan-Willem en Cissy
En aan pater De Beer in de missie
Een kaart naar oom Theo en tante Pum
En naar Rinus en Coby in Ittersum;
Alleen oom Jan uit Megen heeft weer geen kaart gekregen
En weet u hoe zoiets bestaat?
Op oom Jan is de hele familie nog altijd kwaad
En zie, bij het zilveren bruiloftsfeest
Is het idem hetzelfde recept geweest
Toen schreef hij zijn duizend adressen
Weer met evenzoveel interesse
Tot hij op een ochtend de post doorlas
En opschrok, omdat er een rouwkaart was
[…]
En weet u hoe zoiets bestaat?
Op oom Jan is de hele familie zelfs nu nog kwaad
Alleen kan het hem nou niet zoveel meer schelen
terug naar liedlijst
RELATIVEREN
Word je soms geteisterd door de grillen van het lot
En krijg je van diverse kanten tikken en klappen?
Zit je het gedonder ongeveer tot aan de strot
En helemaal geen schijn van kans om te ontsnappen?
Of je werkt je uit de naad, elke dag van vroeg tot laat
Maar niemand noteert het en niemand waardeert het
Geen hond interesseert het, hoe hard je ook sjouwt
Of je houdt het niet meer bij, want de harde maatschappij
Is niet voor de zwakken, ze laten je zakken
Je mist alle boten, de kleintjes en grote
Je voelt je verstoten en dan gaat het fout:
Zeg het elke dag ten minste honderd keren:
Relativeren, steeds relativeren!
Want relativeren, dat is je behoud!
Zit je met het heden en verleden in de knoop?
Zijn al je hoge lasten bijna niet meer te dragen?
Lig je met je buren of familie overhoop
Of voel je je positie min of meer vervagen?
Loop je tegen alles op, stoot je overal je kop
Vol schrammen en builen? Het is om te huilen
Bij wie moet je schuilen?Wie neemt je voor lief?
Trek het je niet te zeer aan, tracht rechtop te blijven staan
Vermijd naar vermogen de haken en ogen
Het valt niet te ontkennen: het is jagen en rennen
Je zult moeten wennen aan menige grief
Alles welbeschouwd kan ik slechts adviseren:
Relativeren, steeds relativeren!
Maar relativeren is ook relatief!
terug naar liedlijst
DE VOGELS
De vogels zouden na heel lang kniezen en eindeloos praten een koning kiezen
Een koning die met gezag en ere het vogelvolkje kon regeren
De grote vijf van zessen klaar verkozen koning Adelaar
Omdat diens geest als spiegelglas zo helder en geslepen was
Da’s knus, zei de mus
Da’s wijs, zei de sijs
Da’s flink, zei de vink
Da’s braaf, zei de raaf
Da’s deut, zei de kneut
Hè echt, zei de specht
Heel fraai, zei de kraai
Ik fuif, zei de duif
Ik dans, zei de gans
Dat ken, zei de hen
Zo vonden ze allemaal hun nieuwe koning ferm en fiks
Alleen de ijsvogel
En de rijstvogel
En de kraanvogel
Zeiden niks
De vorst, eenmaal op zijn troon gezeten, wou alles over de vogels weten
Hij werd, behalve licht reumatisch, ook meer dan gruwelijk autocratisch
Hij bemoeide zich met dit en dat, geen vogel die nog vrijheid had
Hij verzwaarde tot elks ongeluk wel zesmaal de belastingdruk
Da’s flauw, zei de pauw
Da’s nep, zei de snep
Da’s vuil, zei de uil
Da’s haai, zei de gaai
Da’s bruut, zei de fuut
’t Is pulp, zei de wulp
De ploert, zei de woerd
Die zal ’k, zei de valk
Verslaan, zei de haan
Dat ken, zei de hen
Zo zetten ze allemaal de puntjes danig op de x
Alleen de ijsvogel
En de rijstvogel
En de kraanvogel
En de struisvogel
Zeiden niks
Ze kwamen allen tot één conclusie: ‘Wat wij behoeven is revoluzie!’
En wie het zou winnen, was glad om het even Want zo wou niemand meer verder leven
Dus zetten ze eerst hun koning af en gaven hem toen een flinke straf
Daarna beslisten groot en klein: de haan zou voortaan koning zijn!
Da’s knus, zei de mus
Da’s wijs, zei de sijs
Da’s flink, zei de vink
Da’s braaf, zei de raaf
Da’s deut, zei de kneut
Hè echt, zei de specht
Heel fraai, zei de kraai
Ik fuif, zei de duif
Ik dans, zei de gans
Dat ken, zei de hen
Zo vonden ze allemaal ook deze koning ferm en fiks
Alleen de lokvogel
En de spotvogel
En de pechvogel
En de stropvogel
En de struisvogel
En de kraanvogel
En de ijsvogel
En de paradijsvogel
En de kanarievogel
En de pestvogel
Die zeiden niks
En waarom zeiden die niks?
Die zaten al in het parlement…
terug naar liedlijst
DE WERELD WAAR IK VAN DROOM
De wereld waar ik van droom, is vrolijk en zonder zorgen
Zo gaaf als een zomermorgen, zo puur als een berkeboom
Geen torentjes bussekruit staan daar naar de lucht te wijzen
En als je er rond wilt reizen, je reist maar land-in land-uit
Je vindt er geluk en rust, je voelt je er nooit verlaten
Je kunt met de mensen praten en spelen naar hartelust
Die wereld is veel te fijn om openlijk te bespreken
Men zou hem onmiddellijk breken, en breken doet altijd pijn
terug naar liedlijst
GEACHTE PRIESTERS
Geachte priesters en geachte predikanten
Wordt het geen tijd dat u een ander baantje kiest?
Want hoeveel dogmata en kruisen gij ook plantte
Het aanschijn der aarde is nog altijd even triest;
Al weet u nog zo goed wat Paulus heeft geschreven
Daarmee heeft geen van alle hongerlijders brood
En op het moment dat u verwijst naar het eeuwig leven
Sterven soldaten een verschrikkelijke dood
Of u de waarheid hebt of niet, laat ik in het midden
Maar resultaten zijn er nauwelijks van te zien
Er is meer reden om te vloeken dan te bidden
Of zou dat eigenlijk hetzelfde zijn misschien?
De vrome schare die zijn zonden durft belijden
Die om vergeving vraagt en prompt vergeving krijgt
Maar die in niets weet te verschillen van de heiden
En die in niets de boze wereld overstijgt
Als u besluiten kon uw veilige kerk te sluiten
En u werd even arm en kaal als iedereen
Zomaar uit liefde tot uw medemensen buiten
Zomaar uit liefde tot de wereld om u heen
Konden wij honger en onwetendheid bestrijden
Hebzucht en alles wat de dood is in de pot
Konden wij stap voor stap de vrede voorbereiden
En samen bouwen aan uw Koninkrijk van God
terug naar liedlijst
ROMEO EN JULIO
Dat onze wederzijdse ouders ruzie hadden
En onophoudelijk elkanders naam bekladden
Sprak ons als kinderen niet zo bijzonder aan;
Desniettemin was het ons absoluut verboden
Zo pertinent, dat je haast zeggen kon: ten dode
Om ook maar even met elkander om te gaan
Tot wij op zekere keer die stalen regel schonden
Weliswaar niet met het vooropgezet idee:
Onder het spelen hebben wij elkaar gevonden
Ook al beseften wij dat toen nog geen van twee
Romeo en Julio
Ook al beseften wij dat toen nog geen van twee
Toen onze wederzijdse ouders daarvan hoorden
Vielen er thuis natuurlijk hele harde woorden
En onze straffen waren evenredig zwaar;
Met tirannie kun je een heleboel verdrukken
Alleen de waarheid is er nooit mee uit te rukken
En in het geheim kwamen wij toch weer bij elkaar;
Terwijl de avondlucht naar lentebloesem geurde
Terwijl de vogels liedjes zongen van de mei
Was het dat in ons iets heel wonderlijks gebeurde
Je werd er droevig van en tegelijk zo blij
Romeo en Julio
Je werd er droevig van en tegelijk zo blij
We hebben heel wat spot en smaad moeten verdragen
De meeste deuren werden voor ons dichtgeslagen
De meeste mensen gunden ons slechts galg en rad;
Tot wij ten slotte voor de tegenstand bezweken
En we vertrokken zijn naar onbekende streken
Om te gaan wonen in een verre vreemde stad
Men zegt: ‘Waar liefde woont, gebiedt de Heer Zijn zegen’
Maar voor de buitenbeentjes is dat toch niet waar
Wij hebben nooit meer een bericht van thuis gekregen
Maar zijn gelukkig, heel gelukkig met elkaar
Romeo en Julio
We zijn gelukkig, heel gelukkig met elkaar
terug naar liedlijst
HET FEEST DAT NOOIT GEVIERD WERD
Hoewel hij aan de stad het land had, bewoonde hij een fluttig flatje
In het drukke hart van Hollands randstad, ter wille van een vaste baan
Een raam waardoor hij op de kerk keek, zijn altijd eendere sigaretje
De vijfenveertiguurse werkweek, gaven hem grond om op te staan
Hij had een vrouw en een tv
Die vielen allebei nog weleens tegen
Die vielen allebei nog weleens mee
En zomers was er dan de regen en met de rest was hij best tevreê
Omdat er op zijn balkon geen wild zat, verschafte hij zichzelf de weelde
Van twee parkietjes en een schildpad, dat stelde verder niet veel voor
Een tafel en een paar fauteuiltjes, een orgel waar hij nooit op speelde
Het was allemaal niet veel beschuitjes, maar het kon er toch nog wel mee door
Nooit echt plezier, nooit echt chagrijn
Nooit echte vrede en nooit echte ruzie
En heel het leven aan een vaste lijn
En ’s winters was er de illusie van: het zal nou wel gauw wat warmer zijn
Een man die nooit iets avontuurde, die ’s avonds dutte of de krant las
Die elke droom het bos instuurde tot hij geen enkele droom meer had
Passief in elke situatie, net levend of hij een soort plant was
Zijn dorst en honger naar sensatie, die stilde hij met het ochtendblad
Hij had een vrouw en een tv
Op tijd te werken en op tijd te eten
Dat viel niet tegen en dat viel niet mee
En toen de maat was volgemeten, is hij gestorven op de wc
terug naar liedlijst
GOEDEMORGEN
Goedemorgen, welvaartslijders
Hoofd- en hand- en gastarbeiders
Stuk voor stuk consumptieslaven
Van een harteloos systeem
Dat u heen en weer laat draven
Van neurose naar probleem
Goedemiddag, zenuwslopers
Almaar-nog-meer-autokopers
Liever dan u schrap te zetten
Tegen tijd- en woningnood
Slikt gij braaf uw peptabletten
En uw dagelijks wattenbrood
Goedenavond, schijnbereikers
Televisiesterrenkijkers
Opgescheept met waardeloze
Spullen en verlakkerij
In betonnen blokkendozen
En een botte maatschappij
Welterusten, windnajagers
Levens- en geluksbelagers
Iedereen zal nummer worden:
Elke burger, elke boer
Is in deze dwaze orde
Niet meer dan computervoer
terug naar liedlijst
ALS JE OVERMORGEN OUD BENT
Als je overmorgen oud bent, wie zal er dan bij je blijven
Om je pijntjes weg te wrijven en je zorgjes weg te doen
Zonder al te bits te kijven als je weer praat over toen?
Als je overmorgen oud bent, wie zal je dan moed in spreken
En wie helpt je oversteken als het niet alleen meer gaat
En wie zal de stilte breken die als ijs rondom je staat?
Als je overmorgen oud bent, wie zal dan je bed opmaken
En wie doet je kleine zaken en wie zorgt er voor je brood
En wie zal er bij je waken op de avond vóór je dood?
Als je overmorgen oud bent, zo oud dat je oren tuiten
Wie helpt dan je neus te snuiten en wie helpt je op te staan
En wie zal je ogen sluiten als ze niet vanzelf dichtgaan?
terug naar liedlijst
SEIZOENEN
Ze speelden samen in de volle zon
Of sliepen in het gras onder de bomen
Het leek of het nooit anders worden kon
En dat er nooit een einde aan zou komen
Zij noemde hem: ‘Mijn grote sterke dromer’
En hij wist duizend lieve naampjes op een rij
Maar elke lente gaat voorbij
En in één keer was het zomer
De hitte van de dag was wel een last
Maar wie gezond en sterk is, kan daar tegen
En af en toe bij wijze van contrast
Trok God de hemel toe en stuurde regen
Voor droefheid was maar o zo weinig reden
Ze konden ongestoord gelukkig zijn en blij
Maar ook de zomer gaat voorbij
En de herfst stond aangetreden
De dagen werden kort, de nachten lang
De storm begon vervaarlijk hard te huilen
Maar dat maakte hen helemaal niet bang
Ze hadden toch elkaar om bij te schuilen?
De regen sloeg de kaalgeworden bomen
En vormde plassen in de eens zo groene wei
Maar ook het najaar gaat voorbij
En de winter is gekomen
Kortstondig als het gras is ons bestaan
Dat feit is met geen woorden weg te praten
Waarom loop je zo fanatiek vooraan
Terwijl je morgen alles los moet laten?
Misschien is er ook dan nog ergens iemand
Om je te helpen bij dat allerlaatst karwei
Want ook de winter gaat voorbij
Wat er daarna komt, weet niemand
terug naar liedlijst
ZE WETEN NIET WAT ZE DOEN
Ze proberen uit alle macht om hun kinderen op te voeden
En ze letterlijk dag en nacht voor zelfstandigheid te behoeden
Ze vertrappen de teerste dingen met hun voeten van goed fatsoen:
Elke vogel die durft te zingen –
En ze weten niet wat ze doen
Ze benutten de mooiste tijd door elkander bedroefd te maken
En elkander in haat en nijd van minuut tot minuut te kraken
Al hun bloemen zijn doodgeslagen, al hun bomen staan zonder groen
Zo vergallen ze al hun dagen –
En ze weten niet wat ze doen
Kijk ze draaien aan het grote wiel, en ze sluiten zich op in zaken
Ze verpatsen hun hart en ziel, want ze moeten carrière maken
Ze zijn bezig zich uit te knijpen tot de dood komt met zijn harpoen
En ze zullen het nooit begrijpen –
Want ze weten niet wat ze doen
We vervuilen de oceaan, we vergiftigen heel de aarde
Want de welvaart staat bovenaan en alleen het bezit heeft waarde
Zou de mensheid zijn afgeschreven: zeven duizend-en-meer miljoen? (oorspr: driemaal)
Of zou iemand ons toch vergeven? –
Want we weten niet wat we doen
terug naar liedlijst
KONING ONBENUL
Hallo, Koning Onbenul
Jij, hoogste man van staat
Hé hé, Koning Flauwekul
Ik ben toch zo benieuwd hoe het vandaag weer met jou gaat
Lai la lai la lai – lai la lai la lai
Lai la lai la lai – lai la lai la lai – lailailai, lailailai
Ik zie jou bijna elke dag waar ik mij keer of wend
Bij voorspoed of bij tegenslag, ik weet dat jij er bent:
In de huizen van de mensen, langs de weg en op de straat
Uitgestald aan alle kanten, helemaal ten voeten uit
Zodat ik wel moet herhalen – Halen!
Hallo, Koning Onbenul
Het is toch al te mal
Hé hé, Koning Flauwekul
Ik kan mijn kont niet keren of ik zie jou overal
Lai la lai la lai – lai la lai la lai
Lai la lai la lai – lai la lai la lai – lailailai, lailailai
Jij, brokstuk personality, succes by night and day
Te horen op de radio, te zien op de tv
’s Zondags in de weekendkerken zing jij de gemeente voor
Religieuze wiegeliedjes: in de hemel is geen bier
Maar wie weet wel wat te roken – Roken!
Hallo, Koning Onbenul
Zeg op hoe jij dat doet
Hé hé, Koning Flauwekul
Om ons te laten blazen in jouw plastic bus met roet
Lai la lai la lai – lai la lai la lai…
Jij vult de lege hoofden met de onzin van de ster
Geestverruiming kun je kopen, liefde is voor elke beurs
Mozart is voor de konijnen, Bach noteert zijn pop-Passion
Binnen twee minuten stilte – Stilte!
Hallo, Koning Onbenul
Jij, decadente held
Hé hé, Koning Flauwekul
De pens is voor het vreten en de zak is voor het geld
Lai la lai la lai – lai la lai la lai…
IK ZOU WELEENS WILLEN WETEN
Ik zou weleens willen weten: waarom zijn de bergen zo hoog?
Misschien om de sneeuw te vergaren
En het dal voor de kou te bewaren
Of misschien als een veilige stut voor de hemelboog –
Daarom zijn de bergen zo hoog
Ik zou weleens willen weten: waarom zijn de zeeën zo diep?
Misschien tot geluk van de vissen
Die het water zo slecht kunnen missen
Of tot meerdere glorie van God die de wereld schiep –
Daarom zijn de zeeën zo diep
Ik zou weleens willen weten: waarom zijn de wolken zo snel?
Misschien dat het een les aan de mens is
Die hem leert hoe fictief een grens is
En misschien is het ook maar eenvoudig een engelenspel
Daarom zijn de wolken zo snel
Ik zou weleens willen weten: waarom zijn de mensen zo moe?
Misschien door hun jachten en jagen
En misschien door hun tienduizend vragen
En ze zijn al zo lang onderweg naar de vrede toe –
Daarom zijn de mensen zo moe