Jules de Corte

BIOGRAFISCHE AANTEKENING

door Cees van der Pluijm

Jeugd
Jules (doopnaam: Julius) de Corte werd op 29 maart 1924 geboren te Deurne (Noord-Brabant), als zesde van twaalf kinderen (elf bleven er in leven) van Anna van Eijk (1893-1981) en Peer de Corte (1888-1968). Het gezin had het niet breed; er was “weinig ruimte, weinig comfort en vooral weinig geld”, schreef Jules er later over1.
Peer de Corte, een peelwerker met socialistische idealen, leidde in 1931 een mislukte staking tegen het gemeentelijk veen- en ontginningsbedrijf. Doel van de staking was het behoud van de verworven zes cent opslag per uur die de werkgever wilde terugdraaien. De aanvoerders van de staking, “elementen” genoemd, werden ontslagen, maar mochten hun zware werk hervatten als ze letterlijk op hun knieën vergiffenis vroegen. Dat weigerde Peer de Corte en hij heeft het geweten: hij werd door de gemeente Deurne op slinkse wijze zijn huis en de Peel uit gewerkt. Het onrecht (dat zijn ouders tot in Helmond achtervolgde) is van grote invloed op Jules geweest.

Toen Jules 14 maanden oud was, kreeg hij een middenoorontsteking. Een ongelukkige samenloop van omstandigheden en eigenzinnig optreden van de legendarische dokter Wiegersma2 (door Antoon Coolen vereeuwigd in Dorp aan de rivier) leidden uiteindelijk tot blindheid. Nog vóór zijn derde jaar ging Jules het klooster in: hij zou bij de Zusters van Liefde van Tilburg van het rooms-katholiek blindeninstituut de Wijnberg te Grave (Noord-Brabant) op de kleuterschool zitten en later, vanaf zijn zevende jaar, bij de Fraters van Liefde van Tilburg op het rooms-katholiek blindeninstituut St.-Henricus − eveneens te Grave − zijn schoolopleiding krijgen. Als bijna alle blinde jongens op het instituut was hij voorbestemd voor de manden- of de borstelmakerij, of, als hij geluk had, voor de brailledrukkerij. Op eigen verzoek kreeg hij er ook piano- en orgelles, waarmee hij, naar later bleek, de basis legde voor zijn professionele toekomst.

De jaren in het blindengesticht hebben een zwaar stempel gedrukt op Jules de Corte. Hij werd er streng opgevoed in de rooms-katholieke traditie, maar ervoer in de praktijk vaak weinig van de blijde boodschap die verkondigd werd. Het leven in het instituut was geordend en gereglementeerd alsof het een jeugdgevangenis betrof en de opvoeding was niet gericht op de emotionele behoeftes van het kind. Wat dat betreft, gold voor de pupillen hetzelfde als voor de fraters. Ongewild waren de blinde kinderen “ingetreden” en werden ze ondergeschikt gemaakt aan het harde kloosterregime.
Tot zijn veertiende heeft De Corte sterk geleden onder het gemis van een warm gezinsleven. Vele jaren later zou hij zijn jeugdherinneringen een plaats kunnen geven door er veel met lotgenoten en anderen over te praten.

Dat het onderwijs op het instituut goed was, leidde ertoe dat Jules de Corte een lagere- en middelbare-schoolopleiding kreeg die voor weinig kinderen uit zijn milieu was weggelegd. Zijn grote algemene ontwikkeling en zijn talenkennis zijn hem in de maatschappij goed van pas gekomen, ondanks het feit dat de opleiding bij de fraters geenszins was gericht op het zelfstandig functioneren in de samenleving.
De voor een blindenschool logische opleiding in het lezen en schrijven van braille alsmede het foutloos kunnen werken op een gewone schrijfmachine, waren van onschatbare waarde. De Corte had grote achting voor Louis Braille, de uitvinder van het naar hem genoemde notatiesysteem.

In het laatste jaar van de tweede wereldoorlog (het zuiden van Nederland was al bevrijd) werden er Engelse en Canadese soldaten ingekwartierd in het blindeninstituut.
Jules de Corte kwam in contact met een ander leven dan het traditionele kloosterbestaan. Hij speelde piano, sprak Engels en Frans, begeleidde zingende soldaten en zong zijn eerste eigen liedjes. In die periode drong onontkoombaar het besef door dat hij weg wilde uit het gesticht.

Op 5 april 1945 verliet Jules de Corte het blindeninstituut en keerde hij terug naar zijn familie in Helmond. Na enkele mislukte kantoorsollicitaties in de regio besloot hij op uitnodiging van de ouders van een schoolvriend naar Delft te reizen om daar zijn geluk te beproeven.
Op 11 augustus voer hij per schip van Helmond naar Rotterdam, waar hij strandde en de nacht doorbracht in een politiecel. Vandaar reisde hij de volgende ochtend door naar Delft.
Op advies van zijn gastheer plaatste meteen een advertentie in de krant: “Bekwaam pianist biedt zich aan voor het opluisteren van danslessen, bruiloften en partijen” en kreeg een dag later werk aangeboden bij een dansschool à 40 gulden per week.

De radiojaren
Op 15 augustus begon Jules de Corte zijn loopbaan als professioneel muzikant. Hij speelde bij dansscholen, werd pianist in een band, luisterde feestavonden op met pianospel (en zong in de pauze soms wat eigen liedjes) en ging verder met zijn muziekstudie. In 1949 deed hij staatsexamen piano lo en orgel mo. In die jaren speelde hij orgel in de Sacramentskerk te Delft.

Toen hij op de kro-radio hoorde hoe in het programma De Zonnebloem van Alex van Wayenburg3 iemand een liedje zong en piano speelde, dacht De Corte: “Dat kan ik ook!” Hij schreef een brief en mocht auditie doen.
Op 26 oktober 1946 maakte Jules de Corte zijn officiële radiodebuut tegen een honorarium van 30 gulden.

In 1947 ging Jules de Corte op verzoek van Jan de Cler4 meewerken aan het populaire programma Negen heit de klok. Daarna liet de kro hem steeds vaker in haar uitzendingen optreden met liedjes en gedichten.
In 1953 beleefde De Corte zijn landelijke doorbraak in een reeks programma’s bij de inzamelingsactie voor de slachtoffers van de watersnoodramp: Beurzen open, dijken dicht, waarin hij het gelijknamige actielied zong (een tijdens elke uitzending geschreven “verslag” van wat er in het programma aan de orde was geweest).

Van 1953 tot 1983 speelde en zong De Corte talloze malen in theaters, op scholen en voor gezelschappen van allerlei aard in Nederland en Vlaanderen. (Na 1983 trad hij bij hoge uitzondering nog kort op, daarbij aan de piano begeleid door Bert van den Brink.)
Doorgaans werkte hij solistisch, maar met de pianist Louis van Dijk, en ook met Jan de Cler, Emmy Lopez Dias, Hetty Blok, Georgette Hagedoorn, Daniël Otten, Steven Hoogenberk en Peter Blanker stond hij in georganiseerd verband op de planken. In incidentele combinaties heeft hij met nagenoeg alle destijds bekende artiesten op het toneel of in de studio gewerkt; ook trad hij op voor Nederlanders in het buitenland, onder meer met Rita Reys (in Amerika) en Albert Mol (in Denemarken).Tot 1970 reisde hij per trein door Nederland en België (met zijn geleidehond); daarna heeft zijn goede vriend Jan van Hout hem per auto vervoerd.

Vanaf 1 december 1955 werkte Jules de Corte in vaste dienst voor de kro. Hij verzorgde officieel vijftig uitzendingen per jaar, waarvoor hij elke week nieuwe teksten en begeleidingen schreef.
In zijn programma Roulette zong en speelde De Corte eigen tekst- en muziekvariaties bij plaatopnamen van anderen, waarvoor hij als eerste de techniek van het indubben hanteerde: opnemen met een voorbespeelde geluidsband als basis en daaraan nieuwe opnames toevoegen. Zo ontstond een mozaïek van geluidsfragmenten door De Corte aaneengesmeed tot een half uur onafgebroken bijzonder originele muziek.
Samen met radiotechnicus Joop Kuipers maakte De Corte steeds vaker programma’s met “elektronische manipulaties” (onder meer Kaatje ben je boven, Wintertour, De Zilverfluit, Het Weerhuis); radio pur sang dus, waarin werd geëxperimenteerd met zang, muziek en andersoortig geluid.
Ook werkte hij mee aan kro-jeugdprogramma’s (De wigwam, Het Radioprentenboek) van onder anderen Wim Quint en Roos Lippes, waarvoor hij speciaal kinderrepertoire schreef.

Jules de Corte werkte niet alleen voor de kro. Ook bij de VARA, de AVRO, de NCRV, de TROS en de IKON was hij een graag geziene gast. Voor de laatste omroep maakte hij wekelijks een inleidend lied bij de overweging van de dominee van dienst.
Bij de AVRO trad hij regelmatig op in het zondagmiddagprogramma “Muzikaal Onthaal” van Herman Emmink, waar hij werd begeleid door het Metropole Orkest onder leiding van Dolf van der Linden en, later, Rogier van Otterloo. In diverse producties trad hij op met Harry Bannink en diens combo, het Trio Louis van Dijk en in latere jaren met het Trio Cor Bakker.

Eind jaren zestig besloot de kro-programmaleiding dat de omroep populairdere programma’s moest gaan maken. Daarnaast werden vermoedelijk de eigen studioproducties te duur bevonden door de omroepeconomen en leek er aldus een einde te komen aan de op kwaliteit gebaseerde en arbeidsintensieve programma’s van De Corte. Omdat hij nu eenmaal zijn vaste aanstelling had, liet men hem onder meer kooraudities afnemen en optreden in andere kro-programma’s met werk ver beneden zijn niveau.
In Muziek à gogo maakte Jules de Corte in samenwerking met pianist en componist Jacques Schutte tijdens de uitzending liedjes in opdracht van het publiek (meestal over voetbal of auto’s); hij vond dat een dieptepunt in zijn carrière. Later deed hij hetzelfde voor Van twaalf tot twee, waarbij hij vijf woorden opkreeg om in een lied te verwerken.
Op een zeker moment was hij zo verbolgen over deze taakinvulling dat hij de programmaleiding een protestgedicht stuurde:

Zoals de vrouw haar strijkbout aanzet om te strijken
Zoals het kind zijn jasje aantrekt voor de kou
Zoals de man zijn rits hanteert als-ie moet zeiken
Zo schud ik elke week een liedje uit mijn mouw

En God-weet-wat-voor duffe, suffe stomme wijven
Uit Boerensloot of wie-zal-zeggen waarvandaan
Die zelf maar net hun naam met moeite kunnen schrijven
Vertellen mij waar “het chanson” over zal gaan

De resultaten die zijn ieder om het even
t Gaat immers veel meer om de stunt dan om het lied
Ach ja, je moet weten te nemen en te geven
En je bent liedjeszanger of je bent het niet

Na even piekeren begin ik dan en tover
In pakweg drie kwartier mijn rijmeltje gereed
Willy Alfredo5 deed er heel wat korter over
Maar ja, die is dan ook een echte snelpoëet

Al wat ik ooit aan lief en leed heb opgeschreven
Al waar ik ooit naar heb gereikt of aan geraakt
Is door de plee gespoeld en het riool gedreven
Er is geen rat die daar problemen over maakt

Dit is het lied dat ik hardop zou willen zingen
Maar ja, dan zeggen ze: “De Corte wordt brutaal”
Derhalve doe ik beter het maar te verdringen
Maar: God vergelde het jullie honderdduizend maal

Hierna ga ik weer keurig over tot het stunten
En tot de orde van de Muze à go-go
Ik schrijf mijn woorden en mijn komma’s en mijn punten
Als: Jules de Corte, dorpsgek van de KRO

Direct gevolg was dat Jules de Corte weer beter werk kreeg aangeboden, onder meer met Louis van Dijk en Jenny Arean, (en Tony van Verre als producer), wat weer leidde tot het programma Op vleugels, waarin door Van Dijk en De Corte geïmproviseerd werd op volksmuziek (en dat onder dezelfde naam een vervolg kreeg in het theater).

Later gingen steeds vaker ook anderen in De Cortes programma’s diens teksten zingen. De arrangementen van zijn muziek werden voor de begeleidende combo van Harry Mooten, Gerard van Bezeij en Henk Haverhoek, waarbij De Cortes arrangementen werden uitgeschreven door Jos Timmer. Zo ontstonden de programmaseries: Als het kijkglas maar vol is, Bij de buren zijn ze ook niet thuis, Dierbaar en Bij de volgende toon.
Met Huub Martron maakte De Corte een door de programmaleiding als te cynisch beoordeeld programma getiteld: Hinken op twee benen.

De Cortes laatste radioprogramma, tot 1982, was getiteld Omstreeks het vijftiende uur (later door de kro-leiding omgedoopt in De werkers van het vijftiende uur, teneinde ongewenste associaties met een bijbelpassage tegen te gaan). Hierin werkte hij samen met Sytha Bolt, Gregor Frenkel Frank, Herman Hofhuizen en Fried Peters.

In 1983 speelde Jules de Corte in een programma voor Radio 4 op verschillende instrumenten grammofoonplaten aanelkaar, maar wegens ziekte moest hij die uitzendingen op 1 november 1983 staken, waarmee aan zijn radiocarrière een einde kwam.

Het was in de jaren vóór 1980 nog heel gewoon dat programmamakers elke week nieuw materiaal schreven en arrangeerden. Tekst en muziek werden, al of niet live uitgevoerd, één keer gebruikt en daarna verdwenen ze in de archieven (als de opnamen al bewaard werden).
Een ruwe schatting leert dat Jules de Corte tussen 1945 en 1985 meer dan 3000 liedjes moet hebben geschreven. Een deel van dit oeuvre vond via grammofoonplaten zijn weg naar bestendiging en naar een luistergraag publiek (de term luisterlied is een uitvinding van De Corte). De discografie bij dit boek toont de oogst van dit werkzame leven.

In 1962 ontving Jules de Corte een Edison voor de lp Liedjes die eigenlijk niet mogen. In 1969 kreeg hij een Gouden Harp van de Stichting Conamus. Voor zijn hele oeuvre werd aan Jules de Corte in 1967 de Visser-Neerlandiaprijs toegekend. Het lied “Het land van de toekomst” werd in 1975 bekroond met de Louis-Davidsprijs. Jules de Corte was lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.

Ander werk
Naast de vele duizenden radio- en televisieprogramma’s waaraan De Corte meewerkte, en naast de evenzovele optredens in het land, schreef hij verhalen en gedichten die in boek- en tijdschriftvorm gepubliceerd werden.

Een belangrijk medium was de Cortefoon. Tussen 1971 en 1983 sprak Jules de Corte, thuis in Helenaveen6, elke dag een gedicht, een overpeinzing, een aforisme of een andere tot nadenken stemmende tekst in op een telefonisch antwoordapparaat (voor de gewone consument een noviteit in 1971). Omdat het speciale telefoonnummer op de achterkaft van de telefoongids stond vermeld, wisten velen de Cortefoon te vinden. De Corte was hiermee een voorloper van de latere, commerciële 06-nummers, met dien verstande dat hij nooit een cent verdiend heeft aan deze activiteit. Wel werden na enige tijd drie telefoonlijnen gesubsidieerd door het toenmalige ministerie van CRM (Cultuur, Recreatie & Maatschappelijk Werk).

In de periode 1984 -1996 speelde Jules de Corte weer orgel (in Helenaveen op het harmonium, in Deurne op het pijporgel, beide van de protestantse kerk). Ook bespeelde hij sinds 1976 het carillon in Helenaveen, dat na zijn dood naar hem vernoemd zou worden; op marktdagen deed hij dat in Deurne.
Zo was hij, tot kort voor zijn dood, toch nog de “dorpsmuzikant”geworden, die hij, naar eigen zeggen, altijd had willen zijn7.

Vanwege de aard van zijn liedjes en beschouwingen was Jules de Corte veelgevraagd voor interviews in kranten en op radio en tv. Voor menigeen deed zijn opinie ertoe.
Radioluisteraars hadden veertig jaar lang de gelegenheid Jules de Corte te volgen in zijn muzikale en literaire ontwikkeling. Als kritische smaakmaker liet De Corte zich uit over alles wat in Nederland van belang was.
Vanaf 1983 deed hij hetzelfde voor vrienden in gesproken brieven (op cassettebandjes); vaak waren dat complete “radioprogramma’s” met zelfgespeelde muziek, plaatfragmenten en gesproken woord. Evenzovelen verraste hij met getypte brieven.

Na de beëindiging van zijn loopbaan stelde Jules de Corte, als hartstochtelijk radioluisteraar, tal van omroepmedewerkers geregeld op de hoogte van zijn bezwaren tegen de moderne manier van radiomaken. Hij sprak zijn teleurstelling uit over het gebrek aan diepgang, de gemakzucht en het tekort aan rust en goede smaak dat hij meende te bespeuren. Commercie en de terreur van de kijk- en luistercijfers waren zijns inziens een gevaar voor de media8. Het lied “Koning Onbenul” was al eerder de artistieke reactie op de waargenomen tendensen.
Met goede vrienden sprak De Corte vaak over Radio Elitair, een programma dat hij graag zou maken voor de “very happy few”. Zijn gesproken brieven benaderden dat ideaal niet zelden.

Tot slot
Op 15 augustus 1985 zette Jules de Corte officieel een punt achter zijn carrière met een feest en een in eigen beheer uitgebrachte grammofoonplaat met pianocomposities.
Zijn verslechterende gezondheid liet niet meer toe dat hij nog regelmatig optrad. Wel nam hij met Joop Timmer in diens studio nog vele uren repertoire op, zowel instrumentaal als vocaal, waaruit in 1990 de cd Ingelijst werd samengesteld.
Deze eerste echte cd die De Corte maakte (eerdere cd’s waren heruitgaven van grammofoonplaten), is zijn keuze uit veertig jaar schrijven en componeren, en weerspiegelt wat hij zag als de kern van zijn repertoire, tegelijkertijd gezongen en begeleid op de piano, zoals hij dat het liefste wilde.
In 1994 werd hij op zijn zeventigste verjaardag door honderden vrienden verrast met een feestelijk concert in de avro-studio. Bij die gelegenheid werd ook het wollen-wantenapplaus ten gehore gebracht, waar Jules als jarenlang over gefantaseerd had: alle feestgangers applaudisseerden om het hardst met hun gehandschoeide handen.

Jules de Corte was twee keer gehuwd en had zes kinderen. Hij overleed op 16 februari 1996 in het Catharinaziekenhuis in Eindhoven.

 

bronnen
Jules de Corte, Memoires (nog onuitgegeven manuscript, 1995)
Jules de Corte, Radiojaren (op band ingesproken herinneringen, 1995)
Patrick van den Hanenberg & Frank Verhallen, Het is weer tijd om te bepalen waar het allemaal op staat. Nederlands cabaret 1970-1995, Amsterdam 1996

noten
1) citaat uit de nog onuitgegeven memoires van Jules de Corte.
2) Hendrik Wiegersma (1891-1969), arts en kunstenaar te Deurne, vader van Friso Wiegersma, auteur/vertaler van “Het Dorp”, het succesnummer van Wim Sonneveld.
3) Alexander van Wayenburg (1903-1980), journalist, radio-omroeper en programmamaker; verzorgde voor de kro meer dan 5000 afleveringen van het programma voor zieken De Zonnebloem. Aan Van Wayenburg heeft Jules de Corte veel te danken gehad.
4) Jan de Cler (1915), liedjesschrijver, cabaretier, programmamaker (zeer populair in de jaren vijftig), auteur van het befaamde “Hup, Holland, Hup!”, later huisarts te Amsterdam.
5) Willy Alfredo(1898-1976), befaamd sneldichter die op trefwoorden uit het publiek actuele rijmen improviseerde, zeer populair in het Nederlandse schnabbelcircuit in de jaren vijftig en zestig.
6) In 1968 was De Corte teruggekeerd naar Helmond en vanaf 1973 woonde hij in Helenaveen (gemeente Deurne) in de Peel.
7) Toen er eens sprake van was dat er later wellicht een straat naar hem vernoemd zou worden, zei Jules de Corte: “Als het een straat in Deurne betreft, wil ik dat er eerst een straat naar mijn vader genoemd wordt!”. Na zijn dood kwam daar inderdaad een Jules de Cortestraat, maar de mondelinge toezegging, aan de weduwe van De Corte gedaan, dat op een herdenkingsplaquette (de sociale strijd betreffend) ook Jules’ vader aan bod zou komen, is tot nu toe loos gebleken.
8) De Corte kwam vooral in opstand tegen het feit dat “de radio hem werd afgenomen” (hij kon vanwege zijn handicap niet, zoals de meeste mensen toen, uitwijken naar de tv).Hij hoorde, behalve op de vpro, zo weinig boeiends meer. Inmiddels weet de radioluisteraar niet beter, maar vóór 1980 was er altijd wel wat interessants als je de radio aanzette.